Kaars3

Loslaten

Wat ik vaak tegenkom in mijn werk als stervensbegeleider is dat het voor veel mensen niet makkelijk is om los te laten. Gespannen houden zij vast aan hun omgeving en het leven waardoor deze laatste fase vaak een worsteling voor hen wordt. Loslaten is vooral een uitdaging voor diegenen die in het dagelijkse leven de teugels stevig in handen willen houden. Dat is ook zo bij de drieëntachtigjarige Corrie. Corrie heeft vier jaar lang leverkanker overleefd wanneer de artsen haar adviseren te stoppen met alle behandelingen omdat de kanker in haar lichaam is uitgezaaid. Na dit nieuws, laat Corrie een hooglaag bed in de huiskamer plaatsen, stapt erin en komt er niet meer uit. Corrie gaat sterven en het lijkt erop dat ze dat volledig accepteert.

De eerste keer als ik de huiskamer binnenkom, brandt er een kaars bij Corries bed met een afbeelding van Maria en Jezus met de tekst ‘Onze lieve vrouw van altijddurende bijstand’. Op de kast zie ik nog zes dezelfde kaarsen staan die lijken te wachten tot ze aan de beurt zijn. Elke kaars brandt zeven dagen en zeven nachten, weet Corrie mij later te vertellen. Haar man Jan, die vaak wat verloren rondloopt, is altijd degene geweest die haar zorg nodig had. Corrie was de sterkste en degene die hun leven orkestreerde. En dat doet ze nog steeds, nu vanaf haar sterfbed. Haar ogen zijn alert, ze wil niets missen. Als haar zoon op een middag langskomt is ze net in slaap gevallen. Hij wil haar niet wakker maken en vraagt me haar te zeggen dat hij de volgende dag terugkomt. Als Corrie later hoort dat haar zoon op bezoek is geweest, is ze boos dat ik haar niet wakker heb gemaakt. Ze belt haar zoon onmiddellijk op en gebiedt hem alsnog langs te komen. ‘Doe dat nooit meer’, zegt ze als hij een half uur later de kamer weer binnenkomt. Zo is Corrie. Corrie bepaalt wat er gebeurt.

Aan de oppervlakte lijkt Corrie niet bang om te sterven maar ’s nachts komen haar angsten naar boven. Op een nacht hoor ik haar roepen. Ik ga meteen naar haar toe en ze zegt een nare droom te hebben gehad al weet ze niet meer waarover. Haar ademhaling is snel en hoog en ze klampt zich aan me vast. ‘Waarom duurt het zo lang?’ zegt ze. ‘Ik ben bang dat God mij niet wil ontvangen’. Ik vraag of ik haar een tip mag geven. Het mag. ‘Ik denk dat het tijd is om je energie terug te trekken uit de buitenwereld,’ zeg ik. ‘Waarheen?’ vraagt ze. Zachtjes leg ik mijn hand op haar hart. ‘In je hart’ zeg ik. ‘Je hebt alles gedaan wat je moest doen. Nu mag je ontspannen. Ga maar met je aandacht naar mijn hand en voel hoe bij elke inademing je borst uitzet en bij elke uitademing je borst naar beneden gaat’. Ik weet niet zeker of het de woorden zijn of alleen het geluid van mijn stem dat haar ontspant, maar ze wordt rustig en valt in slaap. In de dagen en nachten die volgen probeer ik Corrie af en toe mee te nemen in een ontspanningsoefening. Alleen als de angst te groot voor haar is staat ze er voor open .

 Omdat Corrie weinig eet, een paar theelepeltjes gepureerd eten per dag, vermagert ze sterk. Ze drinkt nog wel. Ook haar pillen neemt ze volgens schema in. Regelmatig komen er mensen op bezoek om afscheid van haar te nemen. In het begin schrikken ze een beetje als ze haar magere gezicht zien. Maar als Corrie hen toefluistert komen ze dichterbij. Corrie toont nog steeds haar kracht aan de mensen die op bezoek komen. Zij is ‘in control’. Ze herinnert hen aan de tijd die ze samen hebben doorgebracht en vertelt hen dat ze erg dankbaar is voor de momenten die ze samen hebben gehad. Ook dit is Corrie. Als ik het bezoek uitlaat, schudden de meesten van hen het hoofd van ongeloof van wat ze zojuist hebben meegemaakt. Eentje zegt er zelfs: ‘Hoe kan dit stelletje botten nog in leven zijn en zo praten?’. Als ik de kamer weer binnenkom hoor ik Corrie aan de telefoon met haar dochter nog een nieuwe broek voor Jan regelen.

Elke week komt er een pastoraal werker om Corrie de communie te geven. Omdat Corrie op een middag diep in slaap is, vraagt de pastoraal werkster aan Corrie’s dochter of ze denkt dat haar moeder de communie wel wil. Terwijl ze aan Corrie’s bed overleggen, zie ik dat Corrie’s ademhaling even stil valt en daarna met een diepe zucht weer op gang komt. Corrie reageert niet op de stemmen om haar heen. De dochter en pastoraal werker besluiten de communie te doen. In de stilte van de ceremonie zie ik Corrie steeds dieper gaan: de kleur van haar gezicht wordt lichter en haar ademhaling steeds oppervlakkiger. Na de communie blijven Jan en ik nog aan haar bed zitten. Verrassend genoeg opent Corrie na een paar minuten heel langzaam haar ogen. Ze begint te huilen. ‘Ik ben er nog steeds. Ik wil zo graag dood zijn’, fluistert ze. Ik zit bij haar, houd haar handen vast en erken haar gevoelens.

Sinds de eerste dag dat ik bij Corrie ben zijn er zeven weken verstreken. Beetje bij beetje is ze zo sterk verzwakt dat ze de controle niet meer kan vasthouden. Vandaag tref ik haar in zo’n diepe slaap aan dat het er deze keer niet op lijkt dat ze nog wakker gaat worden. Met de laatste kaars brandend aan haar zijde gaat ze nu toch echt de laatste levensfase in. Ik merk aan Jan en de kinderen dat ze het moeilijk vinden om Corrie zo te zien. ‘Kan de huisarts haar geen pil geven om een einde aan haar lijden te maken?’ vragen ze. Ik nodig hen uit mee te kijken naar Corrie’s ademhaling en mij te beschrijven hoe ze erbij ligt. ‘Ze ligt er rustig en stil bij. Ze ademt diep en gelijkmatig en haar gezicht is ontspannen’, hoor ik hen zeggen. Ik bevestig hun beschrijving, en zeg dat dit heel normaal is bij het sterven. Als Corrie pijn zou hebben dan zou je dat aan haar gezicht hebben kunnen zien. Ook vertel ik dat dit voor hen waarschijnlijk moeilijker is om te zien dan dat het voor haar is om te ervaren. Ze is heel diep ontspannen. De huisarts, die binnen is gekomen, voegt er nog aan toe dat Corrie duidelijk tegen hem heeft gezegd geen euthanasie te willen. ‘Elke medicatie die ik haar nu extra zou geven zou haar over de rand duwen. Zoals ze er nu bij ligt, dat is zoals zij het wilde’, zegt de huisarts. Na dit gesprek vinden ook Jan en de kinderen de rust.

 Een dag later wordt Corrie’s ademhaling onregelmatiger. Ze stopt zelfs even met ademen en neemt daarna weer een diepe ademteug. Deze ademhaling zie je vaker bij mensen die aan het sterven zijn en heet de Cheyne-Stokes-ademhaling (vernoemd naar de twee artsen die deze ademhaling voor het eerst beschreven). Corrie’s ademhaling wordt oppervlakkiger. Ik voel haar pols die erg zwak is. De kaars naast haar bed is bijna op. Ik roep Jan en bel de kinderen. Iedereen is op tijd bij haar om getuige te zijn van de laatste adem die zij uitblaast.